De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) ontwikkelt sinds meer dan een eeuw veiligheidsvoorschriften voor het scheepvaartpersoneel op de Rijn. Deze voorschriften leggen de certificaten en vaardigheden vast die worden gevraagd van het personeel aan boord van goederen- of passagiersschepen. Zij betreffen ook de samenstelling van de bemanningen, zoals de dekbemanning en het machinekamerpersoneel, het veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen en het personeel aan boord van schepen die LNG gebruiken.
In de Verklaring van Mannheim van 2018 heeft de CCR opnieuw bevestigd te streven naar de ontwikkeling van moderne en flexibele bemanningsvoorschriften. Deze moeten rekening houden met sociale overwegingen en met nieuwe technologieën die de arbeidsomstandigheden aan boord en aan wal in snel tempo veranderen. De beroepen in de binnenvaart moeten aantrekkelijker worden gemaakt en een moderne regelgeving kan daaraan zeker bijdragen.
In het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn (RSP) zijn alle voorschriften voor het scheepvaartpersoneel op de Rijn opgenomen. Deze voorschriften worden regelmatig bijgewerkt om rekening te houden met de dagelijkse praktijk. Zij gelden op de hele Rijn, van Bazel tot aan de open zee.
De CCR heeft op 14 december 1922 een eerste internationale overeenkomst voor vaarbewijzen aangenomen. De CCR zet honderd jaar later haar traditie voort om met vooruitstrevende regelgeving te komen op het gebied van de kwalificaties en bemanningen.
De meest recente versie van het RSP is op 1 april 2023 in werking getreden.
Het nieuwe RSP heeft de volgende doelstellingen:
De CCR heeft in het RSP de eisen overgenomen die zijn vastgelegd door het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (CESNI) om de toepasselijke regelgeving te harmoniseren op Europees niveau. De kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en vaartijdenboeken van de CCR voldoen aan dezelfde eisen als de certificaten van de Europese Unie (EU). Deze documenten zijn dus geldig op alle waterwegen van de EU!
De belangrijkste wijzigingen in het nieuwe RSP kunnen als volgt worden samengevat:
In de brochure 'Het nieuwe RSP: wat is er op 1 april 2023 veranderd' worden de belangrijkste wijzigingen voor de verschillende gebruikers nader toegelicht. Het gepubliceerde besluit geeft bovendien een gedetailleerde toelichting bij elk gewijzigd artikel:
Hoe vereenvoudigt het nieuwe RSP de toegang tot de binnenvaart voor zij-instromers uit de zeevaartsector?
Met de inwerkingtreding van het nieuwe RSP op 1 april 2023 wordt de overstap van de zeevaart naar de binnenvaart vergemakkelijkt door een betere erkenning van de beroepservaring.
Vóór 1 april 2023 werden, ongeacht de kwalificatie en de verworven ervaring in de zeevaart, slechts twee jaren erkend om als matroos te kunnen werken. Er bestond geen directe toegang tot de kwalificaties van stuurman of schipper.
Met het nieuwe RSP kunnen tot 500 dagen worden erkend om toegang te krijgen tot de kwalificatie van schipper of stuurman.
Opgelet: in het nieuwe RSP is er geen limiet meer op het aantal vaardagen per jaar (180 dagen voor de binnenvaart en 250 dagen voor de zeevaart).
De door de CCR als gelijkwaardig erkende certificaten en documenten van andere staten (zie [link naar ‘Erkenning van gelijkwaardigheid’) blijven overeenkomstig de overgangsbepalingen in het RSP geldig op de Rijn.
De regels van het arbeids- en sociaal recht die van toepassing zijn op het scheepvaartpersoneel vallen zoals voorheen niet onder de voorschriften van het RSP (zie onder juridische en sociale aangelegenheden).
Het gemeenschappelijke rechtskader van de CCR maakt het mogelijk de keuring voor de medische geschiktheid bij iedere arts te laten uitvoeren die door een bevoegde autoriteit is erkend. In de praktijk betekent dit dat de houder van een kwalificatiecertificaat dat op grond van het nieuwe RSP is afgegeven de medische keuring kan laten uitvoeren in het land van zijn keuze (België, Duitsland, Frankrijk, Nederland of Zwitserland).
De autoriteiten van de lidstaten van de CCR werken ook nauw samen als het gaat om de invordering van documenten. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede en voorkomt bovendien dat werkgevers een kwalificatiecertificaat voorgelegd krijgen dat is ingetrokken of opgeschort.
De registratie van de gegevens over de kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en vaartijdenboeken in elektronische registers die zijn gekoppeld aan de Europese databank voor bemanningen (European Crew Database of ECDB) draagt daadwerkelijk bij tot de versterking van deze coördinatie.
De vraagstukken met betrekking tot het personeel en de beroepsopleiding worden behandeld door het Comité Sociale zaken, arbeidsomstandigheden en beroepsopleiding (STF) en zijn werkgroep STF/G.
De taken van deze organen kunnen in drie hoofdgroepen worden onderverdeeld:
Het Comité STF stelt om de twee jaar een werkprogramma op met de taken en prioriteiten
Het Comité STF vergadert gewoonlijk twee keer per jaar in Straatsburg. Kalender vergaderingen
Voorzitter: mevrouw Petra NETHÖVEL-KATHSTEDE, deskundige van de Duitse delegatie
Secretariaat: mevrouw Charline DALOZE, beleidsmedewerker voor beroepskwalificaties en bemanningen
Door de goedkeuring van Aanvullend Protocol nr. 7 op 27 november 2002 is de Akte van Mannheim gewijzigd om het mogelijk te maken vaarbewijzen te erkennen die buiten het Rijnstroomgebied zijn afgegeven. Door deze erkenning krijgen de houders van vaarbewijzen of radarbevoegdheidsbewijzen het recht om op de Rijn te varen. Het doel was de verplichtingen van het bedrijfsleven te vereenvoudigen en op die manier bij te dragen aan de totstandkoming van een grote Europese binnenvaartmarkt.
De eerste besluiten voor de erkenning van buiten de Rijnoeverstaten afgegeven vaarbewijzen werden in 2008 door de CCR aangenomen. Sindsdien heeft de CCR de nationale vaarbewijzen van zeven Europese landen die geen lidstaat van de CCR zijn en vier nationale vaarbewijzen van CCR-lidstaten als gelijkwaardig erkend. In de onderstaande tabellen zijn de erkende vaarbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen vermeld.
Bovendien zijn er tussen de CCR en de betrokken landen die geen lidstaat van de CCR zijn, administratieve regelingen getroffen om het principe en de modaliteiten voor de samenwerking tussen de CCR en de nationale instanties van deze landen te bepalen. De wederzijdse erkenning dient namelijk vergezeld te gaan van mechanismen voor de administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de staten waarvan de vaarbewijzen zijn erkend, in het bijzonder om de gelijkwaardigheid van de betreffende bewijzen ook in de toekomst te waarborgen, gemeenschappelijke werkwijzen te ontwikkelen en betrouwbare systemen voor de uitwisseling van informatie tot stand te brengen. De administratieve regelingen voorzien derhalve in de organisatie van gezamenlijke vergaderingen en legt tevens procedures vast voor de uitwisseling van informatie tussen de verschillende bevoegde instanties.
Vaak worden aanvullende voorwaarden gesteld om de geldigheid van de als gelijkwaardig erkende nationale vaarbevoegdheidsbewijzen op de Rijn te garanderen. Deze aanvullende voorwaarden betreffen voornamelijk de vereiste kennis van riviergedeelten op de Rijn en de vernieuwing van het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid, die door aanvullende documenten worden aangetoond en samen met het nationale vaarbewijs overgelegd moeten worden.
De CCR heeft een aantal nationale bewijzen van bekwaamheid voor de radarvaart als gelijkwaardig aan het grote Rijnpatent erkend. Ook voor deze bewijzen worden vaak aanvullende voorwaarden aan de gelijkwaardigheid gesteld.
Op 8 december 2010 is in Straatsburg tussen de CCR en de bevoegde ministeries van zeven Midden-Europese landen (Oostenrijk, Bulgarije, Hongarije, Polen, Roemenië, Slowakije en Tsjechische Republiek) een multilaterale administratieve overeenstemming afgesloten, waarbij de ondertekenaars zijn overeengekomen de door hun bevoegde autoriteiten afgegeven dienstboekjes wederzijds te erkennen. Deze Overeenstemming is op 1 juli 2011 voor de Rijn en het grondgebied van alle zeven staten in werking getreden.